Op fundamenteel niveau houden narratieven verband met (groeps)identiteit. Iedere groep of persoon heeft een verhalende verklaring nodig voor waar ze vandaan komen, wat hen van anderen onderscheidt, en waarom ze doen wat ze doen. Dit kan worden gezien als de vorming van een bepaalde ‘in-groep' waartoe je behoort. Historisch gezien, wordt de identiteit van een in-groep meestal gevormd tegen de achtergrond van een bepaalde ‘andere’ uit-groep, of dat nu gaat om de oude Grieken en de 'barbaren', de ummah en de ongelovigen, of de Occident (het Westen) en de Oriënt (het Oosten).
Deze vorming van in-groepen (wij-groepen) tegenover specifieke uit-groepen (zij-groepen) is een duidelijk menselijk instinct en het is in dit proces dat we meestal polarisatie zien ontstaan. In een samenleving waar identiteiten tegen elkaar ingaan, denken velen dat hun belangen niet kunnen samengaan, dat ze niets gemeenschappelijks hebben, en dat een individu niet meer dan één specifieke identiteit kan omarmen. Om die reden kan er bijvoorbeeld verdeeldheid ontstaan in samenlevingen met veel immigranten, buitenlandse culturen of etnische en culturele groeperingen die op politiek vlak elkaars tegenpolen zijn.
Naarmate de polarisatie in een samenleving toeneemt, zien we een dalende bereidheid onder groepen om samen te leven en dezelfde samenleving te delen. Als we de wond van polarisatie open laten — als we het niet genezen en laten dooretteren, verliezen we de menselijkheid in de ander al snel uit het oog. En wanneer dat gebeurt, zal het niet lang meer duren voordat ook radicalisering, en op diens beurt gewelddadig extremisme en terrorisme, om de hoek komen kijken.