Vrijheid van meningsuiting versus vrijheid van bereik
1 november 2021 — DARE TO BE GREY & WOLF J. SCHÜNEMANN
LONG READ: De maatschappelijke strijd tegen online haatzaaien en desinformatie.
In een wereld die soms lijkt te worden verteerd door haat en woede is het opmerkelijk dat de online wereld anders is gereguleerd dan de offline wereld. Opmerkingen die online worden gemaakt, worden vaak anders bekeken dan opmerkingen in het dagelijks leven. Maar, met de toename van desinformatie, anti-vaccine complottheorieën en online haatspraak (hate speech) zien we de impact van slecht gereguleerde social-media platforms overal om ons heen.
Waar stellen zeggen dat het reguleren van de online wereld een inbreuk is op de vrijheid van meningsuiting, vragen anderen zich af of deze vrijheid van meningsuiting ook op een zelfde mate moet gelden op platformen die mensen de optie geven om duizenden of zelfs miljoenen mensen tegelijk te bereiken. In andere woorden; staat de vrijheid van meningsuiting gelijk aan de vrijheid van bereik?
Wolf J. Schünemann is een Duitse politicoloog met een onderzoeksfocus op online communicatie en de governance van digitalisering. Tijdens een interview met hem heeft hij ons een beter begrip gegeven over hoe we met deze problemen kunnen omgaan met respect voor de vrijheid van meningsuiting.
Democratieën lijken onder druk te komen te staan door de impact van desinformatie en haatspraak. Echter lijkt elke vorm van regulering het recht op de vrijheid van meningsuiting aan te tasten. Bestaat er spanning tussen democratie en vrije meningsuiting?
Schünemann: Spanning is misschien niet het juiste woord om te gebruiken, omdat ze een soort tweeling zijn, of op zijn minst nauw verwant. Democratie is afhankelijk van de vrijheid van meningsuiting. Het is één van haar fundamentele pijlers. Als we ervan uitgaan dat een democratie georganiseerde, vrije, verkiezingen heeft, is het woord 'vrij' gelijk relevant en omvat het vrijheid van politieke conversatie.
Op een zeer substantieel niveau hangt een liberale democratie dus af van de vrijheid van meningsuiting. Dat betekent echter niet dat elke uiting op dezelfde manier moet worden beschermd. Maar, hoe meer spraak gerelateerd is aan het politieke proces, hoe meer het moet worden beschermd om dit fundament van de democratie te garanderen. Er is dus geen spanning tussen vrijheid van meningsuiting en democratie, maar er is eigenlijk een spanning tussen democratie en elke maatregel die de vrijheid van meningsuiting verstoort, althans in een politieke context.
Als we het hebben over de uitdagingen van onze tijd, kunnen we stellen dat de bescherming van de vrijheid van meningsuiting een probleem is, omdat we problemen hebben met het reguleren van online content. Aangezien er een toename is van desinformatie en haatspraak, hebben we een maatschappelijke uitdaging die niet makkelijk aan te pakken is.
Hoe kunnen we in dit opzicht, omgaan met desinformatie en haatspraak?
Schünemann: Vooral desinformatie is moeilijk aan te pakken. We zien dit elke dag. Voor haatspraak kunnen we min of meer duidelijke markeringen maken op taalkundig of semantisch niveau die we kunnen gebruiken om te definiëren wat haatdragende content is, en wat niet. Bij desinformatie is het veel ingewikkelder omdat we deze indicatoren niet hebben. Daarnaast is er de moeilijke vraag, of iets gebaseerd is op een standpunt of perspectief, of dat je enig waarheidscriterium hebt dat je kunt toepassen.
Laat me een voorbeeld geven. Het stamt uit het begin van de corona-pandemie. Dr. Li Wenliang, die de eerste bevindingen met betrekking tot het coronavirus deed, werd beschuldigd en vervolgens gestraft vanwege het verspreiden van ‘desinformatie’. Dit was eigenlijk feitelijke, correcte informatie over een virus die de Chinese regering niet bereid was te accepteren. Helaas is hij zelf overleden aan het Coronavirus, dus dit is een tragisch verhaal, maar het toont dat wat door velen als onwaar wordt gezien, op een later tijdstip waarheid kan blijken te zijn.
Hoewel dit zeker niet het geval zal zijn voor de meeste samenzweringstheorieën en nepverhalen die momenteel rond gaan, is het niettemin problematisch als een ‘regime van de waarheid’ meningen in een samenleving probeert te bevechten. Er kunnen natuurlijk hogere goederen worden beschermd, zoals de volksgezondheid, die een inmenging in de vrijheid van meningsuiting rechtvaardigen. Toch blijft het problematisch, op een principieel niveau.
Hoe kunnen overheden de online wereld reguleren?
Schünemann: Het gaat hier niet alleen om overheden. Misschien is de overheid juist niet degene waar we dit van moeten verlangen. Ministeries bevinden zich vaak in een situatie waarin ze zouden willen zeggen: ‘oké, als democratische regering willen we eigenlijk niets doen. Dit moet worden gereguleerd door het maatschappelijk middenveld of door social-mediaplatforms.’
Wat overheden kunnen, en eigenlijk zouden moeten doen, is een kader creëren voor andere actoren om het daadwerkelijke werk te doen. Ze zouden een wettelijk kader moeten creëren waarin een vrije concurrentie van ideeën nog steeds kan plaatsvinden met enkele algemene regels die van toepassing zijn. Binnen deze kaders kunnen overheden ingrijpen wanneer ze kunstmatige verspreiding van desinformatie vinden die de samenleving kan schaden. En kunnen ze eisen dat social-mediaplatforms, op zijn minst, transparant zijn over hun algoritmen.
Ik denk dat dit stappen zijn die regeringen kunnen nemen zolang ze bepaalde inhoud niet discrimineren en de transparantie en verantwoordelijkheid van de moderatie die door de platforms worden uitgeoefend, vergroten. Door de staat afgedwongen content regulatie of platform specifieke content moderatie kan nog steeds. Maar dit moet worden beslist en beoordeeld door rechters. Deze kunnen, van geval tot geval, bespreken of er een substantiële en geldige rechtvaardiging is voor het verwijderen van content.
Het is niet eenvoudig als academicus, of als individu, om het eens te zijn met de lijn die getrokken wordt. We leven in een pluralistische samenleving, dus er zijn verschillende lijnen te trekken. En ik denk dat het heel belangrijk is dat we deze dingen op de één of andere manier bespreken.
Hoe denk je dat de social-mediaplatforms hebben gereageerd op desinformatie en haatspraak? Vind je dat ze het beter moeten doen?
Schünemann: Ze moeten absoluut beter hun best doen! Het zijn zowel economische actoren, als mediabedrijven. Hierdoor hebben ze vooral in de Verenigde Staten de kans gekregen om het beste van beide werelden te maken. De platforms kunnen content naar eigen inzicht verspreiden en verwijderen, zonder dat zij hiervoor aansprakelijk gesteld kunnen worden. Wanneer je een economische speler het beste van twee werelden geeft, dan nemen ze dat natuurlijk ook.
Platformen als Facebook en Twitter zijn te machtig en te groot. Voor deze social-mediabedrijven moet er verandering komen. Dit zal door middel van wetgeving moeten gebeuren, omdat ze het zelf niet zullen doen. Het zal niet gemakkelijk worden, maar het moet echt gebeuren. We kunnen niet wachten tot de bedrijven zelf reageren.
Ik denk dat we een ethische aanpak nodig hebben om transparante regelgeving voor social-mediabedrijven te maken, in plaats van deze alleen maar af te dwingen. De overheid dient verantwoording af te leggen voor de wetgeving. Dergelijke wetgeving kan bijvoorbeeld inhouden dat ze sociale mediabedrijven van een bepaalde omvang aansprakelijk stellen voor de inhoud op hun platform.
Vind je ‘deplatforming’, zoals het verbannen van Donald Trump door Twitter, een goede reactie van deze platforms?
Schünemann: Nee, dat denk ik niet. Dat is een concrete beslissing die ik zou aanvechten. Ik denk dat dit geen goed voorbeeld was van hoe haatzaaiende uitlatingen moeten worden verwijderd. Allereerst was het Twitter die de beslissing nam. Dit is al problematisch, aangezien het een bedrijf was dat besloot om de President van de Verenigde Staten te verbannen van een belangrijk online communicatiekanaal.
Ten tweede deed Twitter het op een moment dat ze zich realiseerden dat ze meer te winnen hadden bij het verwijderen van zijn Twitter-account dan door het open te laten. Twitter heeft veel aandacht en bereik gekregen dankzij Trump en vice versa. Ik denk dat dit een zeer problematische beslissing was, ook met betrekking tot de publieke figuur die Donald Trump is (of was). Zijn uitlatingen moeten beschikbaar zijn in het publieke debat. Ze kunnen zelfs worden gezien als historische documenten.
Ik denk dat het onverstandig is om boodschappen te reguleren van een President in functie die communiceert met zijn natie, zelfs als we zijn boodschappen als haatzaaiend of extremistisch bestempelen. Er zit niets anders op dan te kijken naar de toespraak die werd gehouden en een rechtbank te laten beslissen of dit illegaal was, of niet.
Verwijder berichten dan als ze niet voldoen, maar verwijder niet zomaar een gebruiker, vooral niet als het een publiek figuur of politicus zoals Trump is. Ik denk dat dat een fout was die zijn beweging zelfs zou kunnen radicaliseren. Hoewel ik zie dat Trump met dit soort berichten, en zijn bereik, de Amerikaanse democratie zou kunnen verwoesten, moeten er andere mechanismen zijn om veerkrachtig te zijn.
Om dit allemaal samen te vatten en enkele basisrichtlijnen te formuleren: Als content regulatie plaatsvindt, moet deze transparant worden gemaakt in een democratische samenleving. Maak het duidelijk, probeer eerlijk en open te blijven, zodat je niets mist. Het transparant maken van platform moderatie is ook essentieel, omdat ze moeten laten zien wat er wordt verwijderd en wie het heeft gemeld.
Er is een groot verschil tussen on- en offline. Het heeft te maken met de platforms, het heeft te maken met online publicatiemogelijkheden voor iedereen. Iedereen heeft het potentieel om duizenden te bereiken met hun online opmerkingen. Als je haatzaaiende uitlatingen offline verspreidt onder je 100 vrienden, dan bereik je slechts 100 vrienden en misschien willen 50 van hen daarna niet meer je vriend zijn. Maar als je zo'n uiting doet op een platform met algoritmes die dergelijke uitingen en het bereik daarvan versterken is dit iets significant anders.